Borstkanker is een genetisch en klinisch diverse ziekte met verschillende subtypes. De meest algemeen erkende classificatiemethode is gebaseerd op immunohistochemie, waarbij de expressie van hormoonreceptoren (HR) zoals oestrogeen (ER), progesteron (PR) en de humane epidermale groeifactor receptor 2 (HER2) wordt bepaald.
Triple-negatieve borstkanker (TNBC) maakt ongeveer 15% uit van alle gevallen van borstkanker en wordt vaker gediagnosticeerd bij jonge en premenopauzale vrouwen.
Triple-negatieve borstkanker (TNBC) is een agressieve ziekte, waarbij ongeveer 40% van de patiënten na de eerste behandeling uitzaaiingen ontwikkelt (metastatische TNBC, mTNBC). De overleving op lange termijn voor TNBC-patiënten is laag; de 5-jaars overleving is 92% voor gelokaliseerde ziekte, 67% voor regionale ziekte en slechts 14% voor patiënten bij wie uitzaaiingen zijn vastgesteld4. Deze slechte prognose is deels te wijten aan de ineffectiviteit van doelgerichte therapieën die wel werken bij andere typen borstkanker. Hoewel TNBC en mTNBC aanvankelijk reageren op chemotherapie, worden ze er vaak resistent of refractair aan. TNBC/mTNBC recidiveert ongeveer twee keer zo snel als andere borstkankertypen5. Recente ontwikkelingen in het gebruik van nieuwe antilichaam-drugconjugaten (ADC's) voor de behandeling van mTNBC hebben echter veelbelovende resultaten laten zien, waardoor er meer behandelingsmogelijkheden en hoop is voor mTNBC-patiënten6.
HR+/HER2- borstkanker (BC) is het meest voorkomende subtype en vertegenwoordigt 70% van alle gevallen van borstkanker. Dit subtype heeft doorgaans een gunstigere prognose dan andere.
De 5-jaars overleving is 100% voor gelokaliseerde ziekte, 90,5% voor regionale ziekte en 35,4% voor patiënten met uitgezaaide ziekte4. In HR+/HER2- BC zorgt de overexpressie van hormoonreceptoren ervoor dat oestrogeen en progesteron de tumorgroei en-proliferatie stimuleren. Daarom wordt endocriene therapie (ET) over het algemeen gebruikt als standaardbehandeling, vaak gecombineerd met CDK4/6-remmers of doelgerichte therapieën wanneer deze geschikt zijn. Als de kanker echter verder is gevorderd na ET, wordt de behandeling van uitgezaaide HR+/HER2- BC een grotere uitdaging en zijn de behandelingsopties vaak beperkt tot verschillende mono chemotherapieregimes. De mediane totale overleving met chemotherapie na ET-resistentie is slechts ongeveer een jaar en neemt verder af met elk volgend chemotherapieschema7. Daarom hebben patiënten met endocrien-resistente HR+/HER2- mBC behoefte aan alternatieve behandelingsopties die hun overleving verlengen en de kwaliteit van leven behouden.
In de afgelopen jaren hebben onderzoeken met nieuwe antilichaam-drugconjugaten (ADC's) voor HR+/HER2- mBC veelbelovende resultaten laten zien, waardoor er meer behandelingsmogelijkheden zijn en patiënten met dit subtype borstkanker hoop krijgen.
HER2+ borstkanker (BC) omvat ongeveer 15% van alle gevallen van borstkanker en wordt gekenmerkt door de overexpressie van het HER2-gen8. Dit subtype wordt als agressiever beschouwd en had voorheen een zeer slechte prognose. Behandelingen gericht op HER2 hebben de resultaten voor patiënten met dit type borstkanker echter aanzienlijk verbeterd. Als gevolg hiervan is de 5-jaars overleving voor het vroege stadium HER2+ BC nu bijna 90% en tot 46% voor uitgezaaide BC4. Behandelingsopties variëren van chemotherapie tot ADC's en verschillende andere gerichte middelen.
BE-TRO-0042